Wij willen u net zo van Latijns-Amerika laten genieten zoals wij dat zelf doen!

De laatste meters van de Incatrail

| Sapa Pana Travel

"Walk up these stone steps and you will be speechless" zegt mijn gids. Het einde van de vierdaagse Incatrail is in zicht - bijna.

Het zijn prachtige dagen geweest. Drie dagen geleden vertrokken we per trein vanaf het dorpje Ollantaytambo in de verre uithoek van de Heilige Vallei. Hier boort de Urubamba rivier zich in het gebergte en verandert de vallei in een kloof. In de laat 19e eeuw lukte het spoorwegbouwers om, pal langs de rivier, een spoorlijn aan te leggen naar de laaglanden zodat landbouwproducten en hout naar Cuzco konden worden vervoerd. Ingenieurs, landmeters en spoorwerkers vermoedden destijds niet dat enkele tientallen meters boven hun hoofden een complete Inca-stad verborgen lag, geheel overwoekerd door het nevelwoud. Deze stad zou pas in 1911 worden ontdekt door Hiram Bingham, een Amerikaanse onderzoeker die daarmee de archeologische vondst van de eeuw deed: Machu Picchu, stad in de wolken.

Daar wilden we heen. Maar dan wel op de manier die geheel past bij de historie, het landschap waarin het ligt en de uitdaging. De vierdaagse wandeling over "El Camino Inca", alom bekend als de Incatrail, ging van start. Bij kilometerpaal 88 stapten we uit de trein, en werden we opgewacht door ons begeleidersteam. De gids stelde ons voor aan de kok (die verbazingwekkend lekkere maaltijden voor ons zou gaan bereiden) en de dragers, die onze bagage meenamen zodat wij onze last konden beperken tot een dagrugzak. Programma van de komende dagen: wandelen naar Machu Pichu, over bergpaden die nog zijn aangelegd door de Inca's, over passen tot 4.200 meter hoog. Wij doen er 4 dagen over, de chasqui's (renbodes uit de Incatijd) legden hetzelfde traject rennend af binnen een dag. Verschil moet er zijn.

Ongeëvenaarde bouwers

Wát een geweldige wandeldagen. Dag één startte relatief gemoedelijk, met een lichte stijging en onderweg bezoek aan oude tambo's, of halteplaatsen waar de chasqui’s konden uitrusten en eten. Dag twee begonnen we serieus te stijgen. En stijgen in de bergen op 4.000 meter vóel je, dat merkten we direct. Onze longen moesten nog even wennen aan het lagere zuurstofniveau op deze hoogte, hoewel we al een aantal dagen hadden geacclimatiseerd in de stad Cuzco, dat op 3.300 meter hoogte ligt. De paden waren deels onverhard, deels bestonden ze uit netjes op elkaar gestapelde keien, die als lange trappen door het landschap kronkelden. Dat deze paden bijna 700 jaar na aanleg nog steeds bestaan, bewijst eens te meer dat de Inca's ongeëvenaarde bouwers zijn geweest.

Dead Womans Pass

Hoogte winnend maakten de bossen en oude akkers plaats voor rotsachtige bergruggen, waar niet anders groeide dan puna-gras en lage struikjes. De beklimming van de hoogste pas (4.200 meter hoog, met de onheilspellende naam Dead Woman’s pass) was zwaar, maar het uitzicht zal ik nooit vergeten. Hier presenteerde de Andes zich aan ons in volle glorie: een landschap van bergtoppen, veel bedekt met sneeuw, met daartussenin de donkere en met nevel gevulde valleien. Diep beneden ons in de V-vormige vallei zagen we andere wandelaars, die nog even moesten klimmen. Uren had ik hier nog kunnen zitten, maar we stonden op en begonnen aan de afdaling.

Onwaarschijnlijke sterrenhemel

Gelukkig was bij aankomst op elke overnachtingsplek ons bedje gespreid. Letterlijk, want de dragers hadden onze tenten al opgezet en matrasen neergelegd. Rondom het kampvuur bespraken we het avontuur van de dag onder het genot van een drankje met popcorn. Na zonsondergang werden we getrakteerd op een onwaarschijnlijke sterrenhemel. Nadat we op dag drie al waren afgezakt tot 2.600 meter bij Wiñawayna, daalden we op de laatste dag verder het laagland in. De begroeiing veranderde in weelderig nevelwoud, waar bromelia’s groeiden op de boomtakken en orchideeën met stervormige rozerode bloemen bloeiden langs het pad. Misschien vond ik dit wel het mooiste gedeelte van de tocht; steile, originele Incatrappen die naar beneden kronkelden door het vochtige gebladerte.

Zonnepoort

De lucht wordt warm en klam, om de hoek van een grote rots zie ik een steile stenen trap omhoog. De laatste meters van de Incatrail zijn  aangebroken en het hoogtepunt moet nog komen. Boven aan de trap aangekomen loop ik door de zonnepoort. Veel heb ik er al over gelezen en de foto’s heb ik allang gezien, maar toch overtreft het uitzicht vanaf dit punt al mijn verwachtingen. Als ware ineens weggerukt uit de dichte begroeiing, lijken we nu ineens over de beboste bergen heen te vliegen. Voor zover het oog kan kijken groenbeboste bergtoppen en steile dalen. Eén van de bergruggen, onder ons aan de voet van een enorme rechtopstaande rotspunt, is bebouwd met tempels en bedekt met terrassen die vanaf de top naar beneden leiden. Machu Picchu, volkomen terecht één van de 7 moderne wereldwonderen. Vredig ligt de citadel daar in de ochtendzon, die kort wordt verdreven door de nevel die vanuit de dalen omhoogklimt. Onoverwinnelijk ook, want de hellingen van de berg waarop het gebouwd is lopen steil naar beneden, tot aan de Urubambarivier die zich voor de helft om de berg heen kronkelt. Ik kan niet anders dan gaan zitten en dit verbluffende tafereel op me in laten werken. Mijn gids komt naast me zitten. “I told you”, zegt hij.